In 1987 werd door de Belgische regering zowel een gouden als een zilveren gedenkmunt uitgegeven, die beiden in ECU waren uitgedrukt. Het jaar 1987 viel samen met de dertigste verjaardag van de ondertekening in Rome van de verdragen tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap. België dat altijd behoorde tot de meest actieve ijveraars voor Europese integratie wilde met de uitgifte van wettelijke gangbare ECU-munten een politieke daad stellen die het idee van de Europese monetaire integratie concrete gestalte gaf.
Later in 1989 besliste de overheid om een nieuwe reeks ECU-munten uit te brengen. Deze nieuwe reeks verschilde evenwel van de vorige. Er werd onder meer een ander goudgehalte toegepast, namelijk 99,9% in plaats van 90%. Er werden tevens 4 verschillende eenheden uitgebracht, namelijk 100 Ecu, 50 Ecu, 25 Ecu en 10 Ecu.
Het hogere goudgehalte was bedoeld om beter te kunnen concurreren met de in het buitenland geslagen stukken die meestal een goudgehalte van 99,9% hadden. Door 4 verschillende ECU-versies aan te bieden, wilde men vooral tegemoetkomen aan de verlangens van een ruimer potentieel cliënteel.